Uitvoeren naar schijfmedia
| ||||||||||||||||||||
Studio kan films rechtstreeks overzetten naar DVD- en Blu-ray-schijven als de noodzakelijke hardware voor het branden van schijven op uw systeem beschikbaar is.
Of u nu wel of geen schijfbrander hebt, Studio kan ook een ‘schijfimage’ – een set bestanden met dezelfde informatie die anders op de schijf zouden worden gebrand – maken in een map op uw harde schijf. U kunt de image daarna op een schijf branden.
Als uw systeem over een DVD-brander beschikt, dan kan Studio twee typen DVD-schijven maken: standaard (voor DVD-spelers) en AVCHD (voor Blu-ray-spelers).
Als uw systeem over een Blu-ray-recorder beschikt, dan kunt u opnemen op alle opneembare media die door het apparaat worden ondersteund.
Uw standaard DVD-schijven kunnen worden afgespeeld:
· Op elke DVD-speler die kan werken met het formaat opneembare DVD die uw brander maakt. De meeste spelers kunnen met de gebruikelijke formaten overweg.
· Op een computer met een DVD-station en geschikte afspeelsoftware.
· Op iedere HD DVD-speler.
Uw Blu-ray-schijven of DVD-schijven in AVCHD-formaat kunt u afspelen:
· Op de Panasonic DMP-BD10, de Playstation 3 en andere Blu-ray-spelers (niet alle spelers ondersteunen het AVCHD-formaat, maar de meeste wel).
· Op een computer met een Blu-ray-station en geschikte afspeelsoftware.
Studio maakt uw schijf of schijfimage in drie stappen.
1. Eerst moet de hele film worden gerenderd om de MPEG-gecodeerde informatie te genereren die op schijf moet worden opgeslagen.
2. Daarna moet de schijf worden gecompileerd. In deze fase maakt Studio de eigenlijke bestanden en directorystructuur die op de schijf zullen worden gebruikt.
3. Daarna moet de schijf worden gebrand. (Deze stap wordt overgeslagen als u een schijfimage in plaats van een echte schijf maakt.)
Zo zet u uw film naar schijf of naar een schijfimage over:
1. Klik op de tab Schijf om het volgende bedieningspaneel te openen:
De cirkel toont een samenvatting van uw schijfgebruik. Hij geeft bovendien een schatting van de tijd die de film op uw beschrijfbare schijf in beslag zal nemen.
Gebruik de knop map om de harde-schijflocatie te wijzigen die Studio gebruikt voor het opslaan van hulpbestanden. Als u een schijfimage maakt, wordt die in die map opgeslagen. De vervolgkeuzelijst onderaan geeft de schijfbrander aan die wordt gebruikt als er meerdere beschikbaar zijn.
2. Selecteer in het paneel Instellingen het Type schijf dat u gebruikt en vervolgens de Instelling voor videokwaliteit en schijfgebruik die het beste bij uw bedoeling past.
Als u de uitvoerinstellingen precies wilt bepalen, kies dan de instelling Aangepast en klik op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen.
3. Klik op de knop Schijf branden.
Studio voert de hierboven beschreven stappen uit (renderen, compileren en branden) om de schijf te maken. Klik op de knop Beeld maken om de identieke stappen uit te voeren met uitzondering van het branden.
4. Zodra Studio klaar is met branden, wordt de schijf uitgeworpen.
5. Als u een eerder gemaakte image wilt branden, klikt u op de knop Beeld branden.
Kwaliteit en capaciteit van schijfformaten
De verschillen tussen de diverse schijfformaten kunnen worden samengevat in deze vuistregels met betrekking tot de videokwaliteit en de capaciteit van de formaten:
· DVD: Elke schijf kan ongeveer 60 minuten MPEG-2 video van volledige kwaliteit bevatten (120 minuten wanneer de schijfrecorder dual-layer opnames ondersteunt).
· DVD (AVCHD): Elke schijf kan ongeveer 40 minuten AVCHD-video in volledige kwaliteit per laag bevatten.
· BD: Iedere schijf bevat meer dan 270 minuten HD-video per laag.